EMU-saldo

De financiële crisis in Europa van enkele jaren geleden heeft ervoor gezorgd dat de richtlijnen voor de overheidsfinanciën zijn aangescherpt. In het Stabiliteits- en groeipact hebben de landen die lid zijn van de EU afgesproken dat hun begrotingen in evenwicht moeten zijn of een overschot hebben. Het EMU saldo is het saldo van de inkomende en de uitgaande geldstromen die samenhangen met transacties en investeringen in een bepaalde periode, overeenkomstig de voorschriften van de EU. Het EMU-saldo geeft aan met welk bedrag de schuldpositie van een gemeente in een bepaalde periode is gemuteerd. Conform deze voorschriften is het beeld van het EMU-saldo van de gemeente Rijswijk als volgt.

Omschrijving (Bedragen x 1.000)

2022

2023

2024

Begroting na wijziging

Volgens begroting

Volgens meerjarenraming

1.

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

1.264

6.344

7.436

2.

Mutatie (im)materiële vaste activa

55.741

21.105

18.367

3.

Mutatie voorzieningen

2.722

1.858

1.365

4.

Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie)

-8.439

-28.867

-21.962

5.

Verwachte boekwinst/verlies bij de verkoop van financiële vaste activa en (im)materiële vaste activa, alsmede de afwaardering van financiële vaste activa

830

750

Berekend EMU-saldo

-44.146

15.214

12.396

Tot en met 2022 is het EMU-saldo negatief. Dit wordt veroorzaakt door grote investeringen in deze jaarschijven. In 2022 is sportcomplex De Altis opgeleverd en zijn diverse scholen en sportaccommodaties opgeleverd. In 2022 is het EMU-saldo negatief door de grote investering van het Huis van de Stad. Vanaf 2023 wordt het EMU-saldo positief. De reguliere mutaties (im)materiële activa vinden hier plaats, die leiden tot een positief EMU-saldo. De verkopen RijswijkBuiten zullen de komende jaren afnemen. Met het EMU-saldo is rekening gehouden in de financieringsbehoefte van de gemeente.

In het bestuurlijk overleg tussen Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen van 14 september 2015 is afgesproken dat geen referentiewaarden op het individueel niveau van de decentrale overheden meer worden bepaald. Eerder (bestuurlijk overleg van 18 januari 2013) is al afgesproken dat ook geen sprake is van sturingsmaatregelen door het Rijk op basis van het EMU-saldo van de lagere overheden.